De stripwereld heeft ook zijn supersterren en Raoul Cauvin is er ongetwijfeld een van. Met zijn tientallen miljoenen verkochte albums behoort hij tot de commerciële top en wist hij zich tot een publiekslieveling te maken. Er zijn maar weinig scenaristen die dat kunnen zeggen. En dan zeker in het humoristische genre, wat volgens mij toch zowat het moeilijkste genre is.
Hij begon al in 1960 op 22-jarige leeftijd voor Dupuis te werken, eerst nog als letteraar en cameraman voor de tekenfilmafdeling. Hoe langer hoe meer begint hij zich te interesseren voor die stripverhaaltjes en van Charles Dupuis zelf krijgt hij de kans om scenario's te schrijven. Het zal Dupuis geen windeieren leggen.
In de jaren 70 zorgde hij voor twee topreeksen die nu nog altijd met groot succes lopen:
De Blauwbloezen en
Sammy. In deze reeksen zien we al een typisch Cauvin-kenmerk: karakters die erg van elkaar verschillen kunnen helemaal uit de bol gaan bij een conflict.
In de jaren 80 gaat hij in zee met tal van jonge, nieuwe tekenaars en zijn brave humor (
Agent 212) wordt wat zwartgalliger en cynischer (
G. Raf Zerk,
Vrouwen in't Wit).
Eind jaren 80 komt hij dan op de proppen met wat weer een topreeks zou worden: Cédric, de dagelijkse avonturen van een kleine jongen. De verhalen zijn geen wilde avonturen op exotische plaatsen, maar de alledaagse beslommeringen van een doorsnee gezin (alhoewel niet iedereen een chagrijnige grootvader in huis heeft natuurlijk). In het Nederlands werd de serie nog begonnen onder een andere naam, Stefan, maar toen ook de tekenfilmserie hier op de buis kwam, werd er ook al snel Cédric van gemaakt. De stripserie heeft zeker zijn eigen verdienste, maar de bijna dagelijkse uitzendingen op televisie hebben natuurlijk enorm bijgedragen tot het succes. De herkenbaarheid van de alledaagse voorvallen speelt hierin een grote factor, maar ook de slimme tekenstijl van Laudec, die zo goed als geen achtergronden tekent en zich vooral toespitst op de emoties van zijn karakters.
In deel 24 (volgende strip groot feest dus), Gewonnen!; zien we al de typische kenmerken terugkomen. We weten dus wat we krijgen. Je vraagt je af hoe een man die meer dan 15 scenario's per jaar moet schrijven, op al die ideeën blijft komen. (Cauvin zegt zelf dat het dankzij de sofa is, waar hij languit gestrekt over zijn volgende verhalen droomt). Nu komen die ideetjes volgens mij in iets mindere mate dan vroeger. Om dat op te lossen, is Cauvin van de typische eenpaginagags die we zo goed kennen van het weekblad Robbedoes (
Guust Flater,
Bollie & Billie, maar ook zijn eigen, vroegere werk), overgeschakeld naar korte verhaaltjes van een paar platen. Op die manier kan je met een paar goede gags toch een heel album vullen en kan je meer aandacht besteden aan de sfeer er rond. Bij iemand als
André Geerts werkt dat fantastisch goed bij zijn liefelijke serie
JoJo, maar bij Cauvin lijkt het toch eerder op bladvulling.en op het uitmelken van een idee.
Laudec heeft, zoals eerder gezegd, een prima stijl die volledig past bij deze scenario's. Zijn stijl zorgt voor een vlotte lezing, maar ze biedt ook geen meerwaarde. Als
Franquin een slechte grap had, dan kon je je nog verlekkeren aan zijn fantastische tekenstijl of je vergapen aan zijn platen waarop altijd wel van alles gebeurde. In deze Cédric is er weinig reden om nog eens terug te bladeren en met meer aandacht te kijken.
Cédric is dus een familiestrip die ook echt voor de hele familie plezier kan geven. Zowel jong als oud zullen zich hierin herkennen en glimlachen met de herkenbare voorvallen, maar meer dan dat zit er niet in.