Muskaatdruifje en de Grote Zoektocht naar een PlotEen jonge reporter trekt met zijn trouwe huisdier en een sidekick met verslavingsprobleem op avontuur, dit alles met een klare lijn in stripvorm gegoten. Klinkt dat u bekend in de oren? Dan hoef ik de opzet van de kersverse stripheld Scott Leblanc alvast niet uit te leggen, al is hij, als lifestylejournalist gespecialiseerd in huisdieren, misschien net dat tikje minder avontuurlijk aangelegd dan zijn gekuifde voorganger (of we van de huidige rechthebbenden zijn naam hier mogen neerzetten, is me niet honderd procent duidelijk, ik neem alvast geen risico’s, en zal met de hulp van mijn trouwe rijmwoordenboek het probleem op slinkse wijze pogen te omzeilen), en moet hij van zijn trouwe kanarie misschien niet al te veel hulp verwachten. Gelukkig zorgt de kettingrokende professor Moleskine wel voor actie.
Scenarist Philippe Geluck (die u kent van de spitsvondige gagstrip
De Kat) heeft zijn pastiche op Duifje in de jaren ’60 gekaderd, wat de lezer meteen in het juiste retro-sfeertje brengt, en met de atoomproeven in Frans-Polynesië bovendien een interessante politieke achtergrond biedt. Tekenaar Devig (Christophe de Viguerie, totnogtoe vooral als illustrator en cartoonist aan het werk) kiest, naar hedendaagse mode, voor een dikker aangezette versie van de klare lijn, en bovendien zijn de plaatjes groter en de teksten wat ruimer van spaties voorzien dan bij Schuifje.
Leuk gevonden parodie-elementen, de juiste stijl en setting, een klasse-auteur als Geluck als scenarist: het klinkt alsof alles aanwezig is voor een humoristische nostalgietrip, maar helaas morrelt één en ander. Geluck en Devig wagen zich aan hun eerste lange strip, en dat is er aan te merken: waar het met de basisopzet wel snor zit en de mopjes, hoewel van het flauwe genre, over het algemeen redelijk werken, lijkt de plot bij momenten compleet zoek. Terwijl onze held, zijn interviewee achterna, de wereld rond reist, poogt laatstgenoemde in zijn tekstballonnen met de moed der wanhoop de gaten in het verhaal op te vullen, zonder veel succes evenwel. De scènes lijken vlugvlug aan elkaar gebreeën en het verhaal is voorbij voor je als lezer goed en wel doorhebt waar het eigenlijk allemaal om draait. Bovendien bewijst Devig nog maar eens hoe moeilijk de klare lijn als stijl is: hij slaagt er, in tegenstelling tot Hergé bij Eierstruifje, niet in om decor en personnages tot een levendig geheel te maken.
Duizend waarschijnlijkheidskrommen en droogscheerapparaten, een gemiste kans voorwaar (dat rijmwoordenboek vliegt hier trouwens ook de deur uit).