Interview met Mark Eacersall

Crew
Avatar Veter
7894
Interview vriendelijk ter beschikking gesteld door Filip Troch

In 2022 maakten we voor het eerst in vertaling kennis met het werk van scenarist Mark Eacersall dankzij het door Sylvain Vallée getekende one-shot Antananarivo (uitgeverij Daedalus). GoSt111 is een al even meesterlijk vertelde, spannende politiestrip waarvoor Eacersall in zee ging met tekenaar Marion Mousse, eveneens zijn eerste vertaalde strip. Voor het verhaal liet Eacersall zich bijstaan door Henri Scala, de schuilnaam van een commissaris die al meer dan twintig jaar voor de Franse nationale politie actief is. Scala heeft voornamelijk bij de recherche in Parijs gewerkt, hij heeft het dagelijks politiewerk, de kleine en middelgrote criminaliteit, maar ook de ontmanteling van grootschalige criminele groepen meegemaakt. Hoewel GoSt111 fictief is, sluit de setting in alle administratieve, technische en menselijke aspecten heel dicht aan bij de werkelijkheid.

Hoe kwam de samenwerking tussen u en Henri Scala tot stand?

Eacersall: “Ongeveer twintig jaar geleden was Henri commissaris van de criminele brigade en hij werkte aan een zaak waar ik een middel­lange film van wilde maken. Ik heb de film nooit geschreven, maar we lunchten twee keer per jaar. Hij vertelde me dan over zijn onstuitbare opkomst bij de politie en ik vertelde over mijn jammerlijke wederwaardigheden bij de omroep. Het duurde jaren voordat we weer met elkaar konden praten! Hij is een grote fan van films, strips, tv-series, romans... Op een dag vertelde hij me dat bij zijn weten nog nooit een verhaal was verteld vanuit het standpunt van een politie-informant (er zijn wel verhalen met informanten, maar die zijn nooit de hoofdpersoon). Onmiddellijk ontvouwde zich in mijn hoofd de dramatische mogelijkheden. Omdat we elkaar al zo lang kenden, stelde ik voor om het samen te schrijven, en de volgende dag verkocht ik het aan een productiemaatschappij! Uiteindelijk werd de tv-serie opnieuw niet gemaakt, en toen we de rechten terugkregen, stelde ik Glénat voor er een stripverhaal van te maken. Ze zeiden snel ja, we wonnen een prijs op het stripestival van Angoulême (beste polar = politie- en detectivestrip, nvdr) en sindsdien heb ik alleen nog maar strips gemaakt —
sommige met Henri.”

Kunt u Scala’s precieze bijdrage aan het album beschrijven?

Eacersall: “Het belang om met hem te werken, is het venster op de realiteit van het hedendaagse politiewerk, verre van clichés, en toch boeiend, onthullend voor onze maatschappij. Dus werken we samen de plot uit, met name in de politiemechaniek, zo realistisch mogelijk, we ontwikkelen de personages, de gebeurtenissen, enzovoort. Daarna ben ik degene die dit alles op papier zet, die schrijft en de dialogen uitwerkt, met uitzondering van bepaalde aspecten die heel specifiek zijn voor de politie, waar hij tussenkomt. Henri, die zichzelf graag beschrijft als een sociopaat, houdt niet zo van sentimentaliteit of romantiek!”

Zijn er bepaalde aspecten die Scala niet aan bod wou laten komen, bijvoorbeeld omwille van beroepsgeheim of omhet voeren van politieonderzoeken niet te schaden?

Eacersall: “Ja, maar niet noodzakelijk op de manier die je zou denken. Er is bijvoorbeeld elk jaar in Frankrijk, hoewel dat nu heel goed bij wet is geregeld, een geval waarin wordt ontdekt dat een of meer politieagenten zijn gemanipuleerd door informanten. Dus verzonnen we een departement, de 7e Gerechtelijke Politie Afdeling (er zijn er in feite maar drie in Parijs) omdat Henri tegen me zei: ‘Als er, nadat dit boek is uitgekomen, een verpeste informantenzaak uitbreekt in een departement dat we noemen, zullen de mensen denken dat ik van iets op de hoogte was en het niet heb gezegd!’”

Hebt u zich zelf gedocumenteerd door bijvoorbeeld mee op pad te gaan met de politie of te spreken met andere commissarissen of eventueel informanten?

Eacersall: “Voor informanten heb ik me gebaseerd op de ervaring van Henri, die al meer dan twintig jaar verschillende gespecialiseerde politiebureaus leidt, en op de getuigenissen die ik her en der las. Informanten, die hun leven riskeren, schreeuwen per definitie niet van de daken dat ze dat zijn. Anderzijds heb ik contact gehad met andere politiemensen en heb ik niet nagelaten hen uitvoerig te ondervragen.”

Politie-informant Goran is een fictief personage. Is hij niettemin gebaseerd op realistische figuren? Kan zijn verhaal werkelijk gebeurd zijn?

Eacersall: “Ja, we proberen zo realistisch mogelijk te zijn, niet in de laatste plaats omdat de werkelijkheid voor misdaadschrijvers merkwaardig interessant is, denk ik. Schrijvers vertellen meestal liever verhalen over auto­achtervolgingen of mensen die op elkaar schieten terwijl ze over daken rennen — dat is makkelijker — terwijl ze er wel voor zorgen dat ze heel politiek correct zijn. Want ik moet toegeven dat realistisch vertellen veel ­documentatie en zorgvuldigheid vereist, ook op het gebied van sociologie, procedures, wetgeving, enzovoort. Maar het vereist ook veel scenariowerk omdat het een fictie is, geen essay of ­documentaire! Het enige dat in GoSt111 niet erg realistisch is, is de duur, die normaal gesproken over veel meer jaren gespreid zou moeten zijn.”

Hebt u zelf tekenaar Marion Mousse kunnen vastleggen voor het tekenen van het album of was dit het initiatief van uitgeverij Glénat?

Eacersall: “De grootste gok die je als strip­scenarist kunt doen, eenmaal je het scenario hebt geschreven, is weten welke tekenstijl de boodschap het beste overbrengt. En er zijn genoeg tekenstijlen. Het is als het schrijven van een liedje: afhankelijk van of het gezongen wordt door AC/DC of Jacques Brel zal het niet hetzelfde zijn, en toch is het hetzelfde liedje! Dus had ik de uitgever een berichtje gestuurd waarin ik uitlegde dat we geen realistische stijl wilden, omdat het verhaal al zo realistisch was dat we bang waren dat het niet alleen over­bodig zou zijn, maar ook verstikkend. We wilden iets meer gestileerd, radicaal, om een beetje anders te zijn. En eigentijdse kleuren, om niet te vervallen in het cliché van de zwart-witthriller. Na veel weigeringen van onze kant stelde uitgever Franck Marguin Marion Mousse voor. We probeerden hem uit, en het werkte!”

Beschikte hij over voldoende informatie voor het tekenen van de decors, de politiekantoren, de plekken waar decriminelen zich ophouden?

Eacersall: “Ja, als ik onderzoek doe, verzamel ik het om de tekenaar tijd te besparen. Henri daarentegen kan meer technische foto’s ­leveren — inclusief fotomontages. Nogmaals, deze detectiveverhalen zijn bedoeld om onze tijd te beschrijven. Iemand moet het tenslotte doen (ook al tekenen de tekenaars vaak liever ruimteschepen of piratenschepen)! Zo vinden sommige afspraken tussen misdadigers tegenwoordig niet meer plaats op de kade van een denkbeeldige beruchte haven, maar op de parkeerplaatsen van winkelcentra in de voorsteden, tussen een Decathlon en een Toys “R” Us. Het is goed om dat te laten zien. Een ander voorbeeld: Marion Mousse, die in Marseille woont, kende het Parijse straatmeubilair niet, maar begon ook nog eens Amerikaanse wapens en auto’s te tekenen! We zeiden hem: ‘Hou op, we sturen je meer documentatie!’ Bovendien ging ik zelf naar de wijk waar Goran woont. Die bestaat effectief en die was lange tijd een van de slechtste plekken van Parijs. Ik kan je net zo goed vertellen dat het geen plek is waar de bewoners graag op de foto gaan!”

In welke mate verschilde het schrijven van GoSt111 met dat van uw andere strips Antananarivo, Kleos en Pitcairn?

Eacersall: “Alle scenario’s die je noemt, behoren tot verschillende genres — hoewel ik me realiseer dat ik elke keer met mijn medeschrijvers probeer om deze genres te respecteren en tegelijkertijd af te leiden. Antananarivo is een komisch drama, Kleos en Pitcairn zijn ­historische verhalen, het eerste een beetje schavuiterig, het tweede een tropische, historische en politieke thriller. Maar in werkelijkheid maak ik geen verschil. Ik probeer gewoon werk te produceren dat zowel origineel als ­coherent is, waarbij ik het beste van mezelf geef en vooral de lezers niet voor de gek houd.”

Ondertussen maakte u met Scala ook al Cristal 417, getekend door Boris Golzio. Volgen er nog meer politiestrips van Eacersall-Scala?

Eacersall: “Dit is een tetralogie. Vier albums met vier verschillende tekenaars, die niets met elkaar te maken hebben, maar elk een terrein van politie of misdaad behandelen waar Henri Scala in zijn carrière aan heeft gewerkt. Na Cristal 417, dat het verhaal vertelt van de komst van een vijfentwintig­jarige provinciale politieagente bij de Criminele Brigade, verschijnt volgend jaar het derde album, A Mourir dans les Bras de ma Nourrice (Sterven in de Armen van mijn Verzorgster, nvdr). Het speelt zich af in een bijzonder moeilijke woonwijk in Grenoble, en de heldin is noch politieagent noch crimineel, maar een Afrikaanse schoonmaakster die haar drie dochters alleen opvoedt. En in 2025 komt IRL uit, dat zich afspeelt in een wereld die ­niemand echt kent, die van het dark web, en waarvan de hoofdpersonen tieners zijn.”

Hebt u een idee hoe uw politiestrips door de nationale politie worden ontvangen?

Eacersall: “Ja, want ik ontmoet regelmatig ­politieagenten op signeersessies. En ze zijn erg blij dat we eindelijk de realiteit en ­complexiteit van hun beroep laten zien. Laten we niet vergeten dat we in een rechtsstaat ­leven, dat het bij de politie draait om bewijzen, dossiers en de wet! En, hoewel GoSt111 een agent met slechte praktijken laat zien (anders is er geen verhaal!), werden we vermeld op de website van het hoofdbureau van politie in Parijs, wat nogal onverwacht was, maar een zekere openheid van geest laat zien!”

Denkt u dat u met beide politiestrips uw lezers iets hebt bijgeleerd over het werkelijke reilen en zeilen bij de politie?

Eacersall: “Ja, als lezer leer ik graag, dus dit is duidelijk een deel van onze ambitie. De werking van de politie en de misdaad vertellen ons veel over onze maatschappij. Maar het moet met finesse gebeuren, anders kun je beter een essay schrijven. Wij schrijven fictie, het moet belichaamd worden.”

Hebt u nog andere ambities op politiegebied dan het schrijven van strips?

Eacersall: “Ik heb een ‘beschouwend detective­verhaal’ geschreven voor de bioscoop, dat me na aan het hart ligt, bestemd voor een populaire en ongewone acteur die zijn akkoord heeft gegeven. Maar de Franse filmwereld blijft voor mij een mysterie: heel weinig productiemaatschappijen hebben het zelfs maar willen lezen. Dus heb ik het bewerkt tot een stripverhaal en ben ik het momenteel aan het testen met een striptekenaar. En over een paar jaar komt de bioscoop misschien de rechten van mij kopen, zoals voor GoSt111 of Antananarivo is gebeurd. Geen spijt: strips zijn beter dan films. Ik ben creatiever en vooral vrijer.”

Interview vriendelijk ter beschikking gesteld door Filip Troch
Geplaatst op 20/01/2024 Citeren
Avatar
Veter
Geplaatst op 20/01/2024