genre: detectivestory, speurdersverhaal met een aangenaam vleugje horror
De eerste twee albums van de serie ‘Fog’ betreffen een afgerond verhaal, en vormen samen dus een enkele strip. Heel vreemd dat deze strip geen titel heeft meegekregen, want hij is het waard om te onthouden.
De auteurs hebben gekozen voor de tweede helft van het Vitctoriaanse tijdperk en de sfeer van Jack the Ripper. De tekeningen zijn allemaal nogal donker, niet echt mooi maar wel persoonlijk. De figuren zijn meestal echte typen, die passen bij hun rol. Dat laatste is maar goed ook, want de manier van tekenen maakt het soms moeilijk te zien wie wie is.
De schrijver verstaat zijn vak en verrast ons met een uitstekend spannend verhaal in de traditie van Agatha Christie; prima opgebouwd en met een ontknoping die toch nog verrast.
Op een van de Shetlandeilanden wordt een grafheuvel geopend door de archeoloog Sir Thomas Launceston, daarbij geholpen door zijn doortastende dochter Mary. Het gaat om een spectaculaire vondst, maar het feit dat de daar begraven Vikingen een slechte naam hadden, is aanleiding tot wilde speculaties onder de bijgelovige bevolking.
Plotseling vindt de ene moord na de andere plaats en die blijken te zijn gepleegd door een met een bijl bewapende Viking. Scotland Yard zet de inspecteurs Andrew Molton en Julian Hartwood aan het werk, maar hun inspanningen lopen steeds weer vast. Als ook de archeoloog de dood vindt gaat zijn dochter, samen met de schrijver Ruppert Graves aan de slag om langs andere wegen het mysterie op te lossen. Wie zal er slagen: de Scotland Yard of het nieuwbakken speurdersduo?
Een strip waarbij tekeningen en tekst goed op elkaar aansluiten en die alles geeft wat je van een strip mag verwachten.
Geplaatst op 31/01/2008
Citeren