Tussen al het jonge, en bijzonder talentvolle, stripgeweld dat de jongste jaren ons blijft verbazen kunnen er ook enkele oudgedienden stand houden. De nadruk ligt hierbij wel, op een respectvolle manier bedoeld, op "oud". We spreken over een tekenaar die deze maand 70 wordt en een scenarist die later dit jaar zelfs al 79 kaarsjes mag uitblazen.
Het duo in kwestie, Laudec en Cauvin, gaat dan ook al jaren mee in het stripwereldje. Beiden komen uit het oude Dupuisnest, maar met zwierige tekeningen en veel humor de jeugd een goed humeur werd bezorgd.
Cauvin is een veelschrijver. Zijn meest vruchtbare samenwerking is deze met Lampil, na het schielijk overlijden van Salverius. De Blauwbloezen zijn in ons collectieve stripgeheugen gegrift. Hij was in het laatste kwart van de vorige eeuw vermoedelijk de meest productieve scenarist voor humoristische reeksen, of het nu gags of langere verhalen waren.
Laudec is minder productief geweest. In zijn beginperiode leunde zijn stijl nog erg aan bij die van Walthéry en de onlangs overleden Seron. Zijn meest bekende reeks is Cédric, waarvan het eerste album al eind jaren 80 verscheen. Toen heette het kleine baasje trouwens nog Stefan, pas vanaf album 11 werd het Cédric.
Ondertussen zijn we aan het 31e album en het gegeven is nog steeds hetzelfde: Cédric, een ondernemend baasje van pakweg het eerste leerjaar, stelt vragen aan zijn Opa, de vaste sparringpartner, die ofwel boos wordt ofwel zijn kleinzoon uitlacht. Hij is verliefd op Chen, die hem nauwelijks ziet staan, maar een zeldzaam moment van toenadering maakt veel goed. Sommige klasgenootjes zijn vrienden om mee op te trekken, anderen lijken als een rode doek op stier Cédric te werken. Kortom, de te verwachten leefwereld van een dergelijk jochie.
http://www.bedetheque.com/media/Planches/PlancheA_303971.jpgDe gags zijn wisselend in lengte: 1 pagina, soms ook 4. Dat heeft het voordeel dat de pointe beter kan opgebouwd worden. Veel van dergelijk materiaal is natuurlijk al ooit gebruikt geweest, maar Cauvin vertelt het met de liefhebbende blik van een grootvader.
Hierdoor is de humor niet meer zo splijtend als in zijn vroegere jaren, maar dat wordt ruimschoots gecompenseerd door de lieflijkheid.
Ook Laudecs tekenstijl ligt niet meer ergens tussen die van Walthéry en Seron. Een zweem van de jonge Bercovici zie je er ook wel in, maar het is ondertussen helemaal Laudec. De stijl past bij dit soort werk, ook al zijn de decors vaak niet uitgewerkt.
Beide krasse knarren hebben hun ervaring en kunnen ons daarmee nog steeds een half uurtje laten glimlachen.