Jeremiah en zijn spitsbroeder zijn op zoek naar een schat. Het lijkt wel of Jommeke met nevenfiguren begint te werken. Een zekere Dikke Billy zou Kurdy deelgenoot maken van zijn geheim, terwijl hij op zijn ziekenbed ligt. Kurdy beloofd om de buit in twee te delen (fifty fifty dus).
Het zoeken van deze schat, die bestaat uit diamanten, loopt niet van een leien dakje. Er zijn namelijk nog andere mensen die hiervan op de hoogte zijn, Billy is nooit zo een groot zwijger geweest, maar deze iets mindere snuggere rabauwen geraken niet wijs uit de gecodeerde boodschap die Dikke Billy hun gegeven heeft.
En laat Kurdy ook nog eens kennis maken met een als mens uitziend met schubben bedekt creatuur die hij van de dood redt. En die laatste wordt een belangrijk element in het verhaal.
Dit dertigste verhaal wordt aanzien als een terugkeer naar de roots van het verhaal. Volgens gegevens die op het internet te vinden zijn zou het
Hermann zo'n een zes weken om zich deze oude tekenstijl terug eigen te maken.
Zoals gebruikelijk werkt hij de tekeningen eerst in zwart-wit uit voordat hij ze inkleurt. Rechtstreeks inkleuren heeft Hermann, op hier en daar een uitzondering na, zo goed als nooit gedaan. Je herkent duidelijk de oude inkleurstijl van ettelijke jaren terug en dit kan wel charmeren.
Het verhaal daarentegen is een zoveelste rush met achtervolgingen en slechteriken. De gangsters zijn stereotiep geworden en zorgen voor een groot contrast met de "helden" van het verhaal.
De enige uitschieter zijn die krokodilmensen, maar of dit positief te noemen valt is weer een andere zaak. Het verhaal wordt er alleen maar ongeloofwaardiger door met een o zo voorspelbaar plot.
Enfin, Hermann blijft een meester wat tekenen betreft, maar de scenario's laten de laatste delen wat te wensen over.
Het is leuk om deze strip te lezen omdat je na een zware werkdag wel eens iets ontspannends kan gebruiken, maar een herlezing zal toch wel enkele jaartjes op zich laten wachten.